Heel lang geleden leefden de wolven en de mensen vrij op deze aardbol. De wolvenroedels leerden dat er bij de mensen voedsel te vinden was, wachtten op wat er voor hen overbleef en lieten de mensen verder met rust. De mensen leerden dat de wolven hen volgden, dat ze niet aanvielen maar het slechts gemunt hadden op achtergebleven voedsel en bedachten het idee dat die dieren hen mogelijks konden beschermen. Ze begonnen achtergebleven welpen te voederen, af te richten, te trainen… Het domesticeren was begonnen! De wolf werd hond en de wolvenroedel werd een mensenroedel. De wolf gaf de roedelregels door aan de hond maar de mensenroedel besefte niet dat deze o zo belangrijk waren voor de hond. De hond werd een slaafs troeteldier of een opgejut waakdier maar raakte de binding met zijn oorsprong niet kwijt. De hond weet dat hij een roedel(bege)leider nodig heeft maar jammer genoeg weet de mens dit niet altijd passend in te vullen. Het gemis aan een goede bege-leider in de roedel leidt vervolgens dikwijls tot verstoord gedrag van de hond. De hond die echter in een evenwichtige mensenroedel terecht komt, vindt dan ook vrij snel zijn plaats en kan volgens zijn natuurlijk instinct 'hond' zijn en tot rust komen.
Het is deze herkenning en erkenning die onze hondenroedel ons zo genegen maakt.